vrijdag 6 september 2013

De overgeefboom



Zomaar een briefje in het voorzichtige handschrift van een kind, op een half bloknoot-
velletje. Op de keerzijde van het vodje papier de obligate tekening: een groene trein, een huisje en een paar bomen. Ik vond het in mijn dossierkast tussen wat oude papieren van mijn al lang overleden moeder. Ik had geen idee dat zij mijn schrijfsels al die jaren bewaard had...

Een van de meest traumatische ervaringen in mijn leven waren de zes weken die ik in de zomer van ‘64 mocht doorbrengen in vakantiekolonie De Ketelaar in Ellecom. Nu ik dit opschrijf, besef ik dat het DE meest traumatische ervaring van mijn leven geweest is. Een kind van zeven, weggerukt uit zijn vertrouwde omgeving, weg van zijn moeder…

De schoolarts had in zijn alziende wijsheid besloten dat het doorbrengen van de schoolvakantie in een vakantiekolonie van mij een ander kind zou maken. Ik was een nerveus joch, vond hij, en ook wat te dik. Zes weken in de dennenbossen vergezeld van een 'mager' eetregime zouden mij goed doen.

Vijftig jaar later weet ik het nog steeds: de briefcensuur; het smerige vette eten; het eenzame blauwkartonnen pakje Karperton smeerkaas waar vierentwintig kinderen op zondagochtend ‘als traktatie’ hun broodje mee mochten smeren; het verplichte slapen tussen de middag - met je handen boven de dekens!; de laan die het naargeestige bos inleidde; de walgelijke karnemelk die ik moest drinken; de dagelijkse wandelingen zonder enige afwisseling; het maar 1 x per dag naar de wc mogen om te drukken; die magere, zigeunerachtige jongen die in zijn broek plaste en met die natte broek moest blijven rondlopen tot hij genoeg bespot was; de altijd in lichte paniek over te steken onbewaakte spoorwegovergang; de kromme boom waartegen ik iedere dag mijn maag omkeerde, de heimwee, de heimwee, de heimwee…

Dat donkere, troosteloze bos met al die grijptakken…. Of je Mordor binnenliep, weet ik nu. Twee leuke dingen zijn mij slechts bijgebleven. Op een goede dag werd ik tijdens één van die weerkerende dodenmarsen aangereden door een brommer, waarna ik met zeven hechtingen in mijn kuit in de kamer van de directrice met zachtplastic bouwsteentjes mocht gaan spelen - naar huis bellen mocht ik echter niet.
Voor het avondeten werd er altijd door een leidster voorgelezen. Toen zij op een middag werd weggeroepen, vroeg zij of één van de kinderen soms verder wilde lezen. Op de een of andere manier kreeg ik het boek in handen en begon voor te lezen. Toen ik even opkeek zag ik de verbaasde gezichten van andere kinderen en toegelopen leidsters in de deuropening die een heldere kinderstem blijkbaar feilloos uit Alleen op de wereld hoorden voorlezen. Van toen af aan mocht ik iedere keer voorlezen, het enige lichtpuntje in die lange zwarte dagen.

Mijn moeder moet die laatste zin in mijn briefje ook gelezen hebben. Wij aten thuis nooit stamppot of hutspot met spek. Sterker nog, ik hield niet van spek en ik haatte de zoetweeïge smaak van hutspot. Ik walgde van karnemelk. Als ik nu die woorden herlees, komt het mij voor als een soort codetaal: “ik moet hier stamppot met spek eten. Immediate evac required”. Zij moet begrepen hebben dat ik daar niet senang was. Pas veel later, ik was al volwassen, vertelde ze mij dat ze er zo’n spijt van had gehad dat ze mij niet terstond had opgehaald, maar ze had toen geen geld voor een treinkaartje…

Vele jaren nadien werd ik nog immer misselijk van de geur van groentesoep: voor mij zag ik dan weer die vieze vetkringen die er in Kamp Ketelaar op dreven. Hetzelfde gold voor de lucht van uitgebakken spek. Het statige witte gebouw is enige jaren geleden door asielzoekers in de fik gestoken en tot de grond toe afgebrand. Deze herinneringen niet. Die staan nog altijd in mijn hersenschors gebrand.

2 opmerkingen:

  1. of vragen of je snachts naar de wc mag en als je dat vergat zoals ik moest je de hele nacht op de ijskoude gang zitten en je mocht niet in slaap vallen want dan werd je wakker gehouden met een tik van een liniaal of iets dergelijks

    BeantwoordenVerwijderen